Matroesjka poppetjes - een leven in een leven in een leven……….
Sandra belt me op met het thema `relaties'. Ze heeft een nieuwe relatie waarin ze het gevoel heeft helemaal `op te lossen'. Dat is vaker gebeurd. Ze voelt zich onvrij en gevangen. Haar `ik' vliegt weg, zegt ze. `Ik moet er steeds voor hem zijn en als ik dat niet doe voel ik me schuldig'. `Ik raak met mijn eigen energie in de knoei en sta helemaal op nul. Ik heb dan ook een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Hij wordt sterker en ik verzwak, hij wordt vrolijk en ik verdwijn in het niets. Daarbij maak ik zijn zwaarte tot de mijne.' `Mijn partner en ik kunnen daar goed over communiceren en we zien het duidelijk gebeuren. Alleen,,,,,,,,,,,, ik kan het niet veranderen.'
Ik vertel haar dat dit over een vorig leven gaat. In Egypte. Bij het woord `Egypte' voelt ze al angst opkomen en druk op haar borst. Ik vertel verder dat ze als priesteres met haar pad van inwijding bezig was en een proef moest afleggen. Deze proef ging over het afleggen van je ego en in volledig vertrouwen en overgave te gaan. Daarbij lost je `ik' op. Deze proef heeft ze niet goed doorstaan, want er was nog een `hechtingspunt'. Ze had nog een behoefte aan goedkeuring en dat ging over een 2-jarig innerlijk kind. Dit 2-jarige kind wilde graag de goedkeuring van haar vader, maar deze was terughoudend. Nu tijdens deze proef wilde ze van haar leraar, een man, horen dat ze het goed deed. Dat was een paradoxale situatie. Het was pas goed als ze deze vraag losliet, maar ze wist niet van zichzelf dat ze dit verlangen had. Daardoor raakte ze compleet in de war en kon niet met deze opleiding verder. Sandra onderbreekt me en zegt dat dit nu ook het geval is. Ze kan ze ook niet verder. Ik zeg haar dat ze ditzelfde verhaal aan het herhalen is, maar waar ze toen gestopt is, nu wel verder kan.
Ik stel haar voor een visualisatie te doen. Ze gaat terug in de tijd naar het oude Egypte. Ze ziet daar op een bank een priesteres liggen en een priester, haar leraar, naast haar staan. Ze zijn met de inwijdingsproef bezig en op het punt van stagnatie. Ik vraag de Sandra van nu om binnen te komen en tegen de vrouw te zeggen dat ze haar komt helpen. Zij vertelt haar over de 2-jarige en haar vader. Ze vraagt haar het 2-jarig kind te zien en te vertellen dat ze snapt dat het verdrietig is dat haar vader afstand houdt. Dan komen de tranen bij Sandra. Sandra vertelt dan aan het kind dat haar vader wel van haar houdt, maar het niet kan laten zien en dat ze precies goed is zoals ze is. Dit kind gelooft het niet helemaal. Het heeft gedacht dat het niet goed was, omdat anders haar vader wel van haar zou houden. Daarna snapt dit kind het en kan weer een deel worden van de priesteres.
Sandra gaat dan weer naar de ruimte in de tempel waar de proef gehouden werd. Ze ziet dat er nu een energiestroompje op gang komt. De priesteres wordt groter en meer gelijkwaardig aan de leraar. Ze had zich eerst ondergeschikt gemaakt. Ik vraag Sandra of ze naar deze priesteres wil gaan en wil vragen of ze mee wil gaan naar de toekomst om haar te helpen, omdat ze dezelfde problemen heeft. Ze zegt tegen haar dat ze een latere reïncarnatie is en vraagt haar of ze een deel van haar wil worden. Dan voelt ze een weigering bij de priesteres. Ze heeft er twijfels over of ze wel een latere incarnatie is. Ik vraag of dat deel van de priesteres dat wantrouwig is of dat tevoorschijn wil komen. Dat is eerst een zwarte vlek. Als ik vraag of hij een gestalte aan wil nemen, wordt deze vlek een bedreigende man. Ik vraag Sandra om tegen hem te zeggen dat hij waarschijnlijk bang is om in bezit genomen te worden. Dat hij daarom in het verweer gaat. Daardoor wordt hij wat zachter. Hij vindt het fijn dat hij erkend wordt. (Tussendoor zegt Sandra dat ze in dit leven er heel veel last van heeft dat haar moeder haar in bezit wil nemen. Ze mag van haar geen eigen leven leiden.)
Deze man voelde zich in bezit genomen door zijn moeder. Ik vraag of hij zijn moeder kan zien en of hij achter haar wil staan en dan een ritssluiting ziet. Dat lukt. Ik vraag hem de ritssluiting te openen en dat deel naar buiten te laten komen dat het zo moeilijk heeft. Er komt een soort ei dat later een boze man wordt. Dan vraag ik weer achter deze man te gaan staan en bij hem de ritssluiting te openen en dat deel naar buiten te laten komen dat de oorzaak van zijn boosheid is. Daar blijkt alleen een leegte te zijn. Daar is niets. Hij is helemaal overgenomen. Ik vraag of Sandra tegen hem wil zeggen dat dat vast een afschuwelijk gevoel is. Dan wordt hij klein en verdrietig en zacht. Sandra troost hem. Nu lijkt hij weer gevuld te worden. Daarna gaat hij naar de moeder en versmelt met haar. De moeder gaat naar de eerste boze man. Ze heeft spijt van haar gedrag en vraagt vergeving aan haar zoon. Na enige moeite lukt dat.
Tenslotte komen we weer uit bij de priesteres. Deze boze man, die nu geen boze man meer is versmelt met haar. Sandra kan nu wel eenworden met de priesteres.
Ik vraag Sandra hoe het nu met haar is. Ze voelt zich veel meer compleet. Ze voelt dit in haar benen. Ze wilde het zelf wel veranderen, maar dat lukte haar niet.
Ze is hier heel blij mee.